Alberto Ginastera (1916-1983)
strijkkwartet no 2 op.26 (1958) 27'

Allegro rustico
Adagio angoscioso
Presto magico
Libero e rapsodico
Furioso

In 1981, twee jaar voor zijn dood, werd aan Alberto Ginastera de UNESCO-prijs uitgerijkt, waarbij zijn kwaliteiten aldus werden samengevat: 'Zoals Bartók modelleerde Ginastera zijn muzikale idioom naar de folkloristische tradities van zijn geboorteland. En zoals Stravinsky zich op de Russische geschiedenis baseerde, liet hij zijn fantasie prikkelen door de vaak moeilijk grijpbare pre-columbiaanse oudheid. Inmiddels heeft hij een perfecte synthese bereikt tussen klanken die het stempel van de Argentijnse cultuur dragen, ende twintigste-eeuwse compositie-technieken, welke hij meesterlijk beheerst.'

In zijn eigen land heeft dat meesterschap niet altijd erkenning gekregen. Zijn opera BOMARZO werd in de jaren zestig gecensureerd op grond van het 'pornografische' libretto en de 'walgelijke' muziek. De feitelijke struikelblokken - rauwe expressie, atonaliteit en microtonaliteit - waren echter niet door Ginastera uitgezet om de schokbestendigheid van zijn publiek te testen. Hij volgde de koers die hij logisch achtte en die het laatst voltooide stuk aangaf. Argentijnse folklore vormt de rode draad die door zijn verschillende stijlperiodes loopt, zij het niet altijd even duidelijk. Het Eerste Strijkkwartet nr 2 is van een gans andere opzet: geen muzikale ansichtkaart - al zijn de koortsachtige dansritmes nog steeds aan de Argentijnse volksmuziek ontleend - maar een abstract werk dat met zijn wrange atonaliteit en het gebruik van kwarttonen de genmoedelijkheid van 'klassieke muziek' ver achter zich laat en evenmin een idealisering vormt van plattelandsfolklore. Oorspronkelijk bevatte het werk een citaat uit het volsliedje TRISTE; in de hier gespeelde revisie is die ontlening behouden. De snelle hoekdelen zijn nog de meest herkenbare overblijfselen van Ginastera's vroegere folklorisme: ze verwijzen naar de MALAMBO, een heftige volkdans van de GAUCHOS, waarbij twee mannen, opgezweept door gitaarbegeleiding, hun vaardigheden (en uithoudingsvermogen) demonstreren en die uren achtereen kan duren. Overigens blijkt uit de tussenliggende delen dat Ginastera een poëtische expressie geenzins afzwoer; maar het is poëzie die eerder alarmeert dan troost, en die door minder gebruikelijke speeltechnieken (sul
ponticello,con legno) een vervreemdende werking krijgt. Dit strijkwartet was het eerste werk waarin Ginastera de klassieke
tonaliteit volledig verruilde voor het gebruik van twaalftoonsreeksen. De uitkomst van het experiment deed zijn artistieke koers rigoureus wijzigen. Met de première van het werk (door het Juilliard Quartet) was zijn
internationale reputatie gevestigd, en tot zijn dood bleef hij zich uitdrukken in de groteske taal van dit kwartet. Het heeft lang geduurd eer het conservatieve Argentijnse muziekleven de waarde daarvan officieel heeft willen erkennen