Suite (1954-55) voor strijkkwartet Allegro Moderato, Poco Vivace, Larghissimo, Presto, Adagio Maestoso, Allegretto, Allegro Molto Presto Simeon ten Holt - biografie - www.simeontenholt.com De componist Simeon ten Holt werd in 1923 geboren in het Noordhollandse Bergen. Vanaf 1935 studeerde hij samen met o.a. Nico Schuyt (1922-1992) piano en theorie bij de Bergense componist Jakob van Domselaer (1890-1960). De invloed van Jakob van Domselaer is groot, zoals blijkt uit zijn eerste pianocomposities. Hij maakte later deel uit van een groep kunstenaars onder wie Friso ten Holt, Gerrit Kouwenaar, Constant Nieuwenhuis en de jonge dichter Jaap van Domselaer. Zij discussieerden over kunst en filosofie. Vanaf 1949 verblijft Ten Holt een paar jaar in Frankrijk waar hij lessen volgt aan de Ecole Normale bij Honegger en Milhaud in Parijs. In 1954 vestigt hij zich opnieuw in Bergen, ditmaal in een verbouwde bunker uit de Tweede Wereldoorlog. Hier ontstaat o.a. de belangrijke pianocompositie Bagatellen (1954). Als reactie op de strenge tonale invloedsfeer van zijn leermeester Van Domselaer ontwikkelt Ten Holt een eigen methode om greep te krijgen op de begrippen tonaal/atonaal. Hij noemt het de diagonaalgedachte, het gelijktijdig gebruiken van complementaire toonsoorten in tritonusverhouding. Dit resulteert in o.a. de composities Diagonaal-suite (1957), Diagonaalsonate (1959) en Diagonaalmuziek (1956-1958). De maatschappelijke betrokkenheid, de filosofische instelling en de literaire kwaliteiten van Ten Holt komen tot uiting in een aantal artikelen over muziek die werden gepubliceerd in het literaire tijdschrift Raster tussen 1968 en 1973. In 1968 richt Ten Holt de nog steeds bestaande Werkgroep Bergen Hedendaagse Muziek op. Voor deze werkgroep organiseert hij concerten met uitsluitend hedendaagse muziek, eerst in het Kunstenaarscentrum Bergen, later in de Ruïnekerk. Daarnaast is hij actief als pianist met het uitvoeren van eigen werk. Tijdens het Holland Festival van 1969 wordt zijn slagwerkcompositie Tripticon (1956) uitgevoerd. In het Instituut voor Sonologie te Utrecht en in zijn eigen huisstudio werkt hij tussen 1969 en 1975 aan enkele elektronische composities (Inferno I en II, I am Sylvia but somebody else). In deze periode bezoekt Ten Holt geregeld het Warschauer Herfst Festival en legt hij contacten in New York. Ten Holt heeft hedendaagse muziek gedoceerd aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Arnhem van 1970-1987. Hij experimenteerde daar met groepsimprovisaties, hetgeen in de laatste jaren leidde tot enkele uitvoeringen voor Arnhemse Festivals. (Een vorm van totaaltheater waarbij de studenten onder zijn leiding verantwoordelijk waren voor de muziek, de choreografie en het theatrale beeld.) Een doorbraak vormde de uitvoering van ..A/.TA-LON door het Asko Ensemble tijdens het Holland Festival van 1978. In 1979 vindt de première plaats van de compositie Canto ostinato (1976-79) voor toetsinstrumenten. In 1985 wordt dit werk uitgevoerd tijdens het Gala van de Nederlandse Muziek in het Concertgebouw te Amsterdam; het geeft Ten Holt landelijke bekendheid. In de jaren tachtig wordt zijn muziek veelvuldig uitgevoerd, niet alleen in concertzalen, maar vaak ook op zeer uiteenlopende locaties zoals stationshallen, parken en pleinen. Muziekcentrum Vredenburg te Utrecht vervult een belangrijke rol in de verbreiding van de muziek van Ten Holt door enkele seizoenen series te organiseren met zijn avondvullende composities voor toetsinstrumenten. Van deze concerten zijn verscheidene compact discs verschenen. Ten Holt heeft een omvangrijk oeuvre dat in perioden is te verdelen. In de eerste periode vormt hij zijn muzikale identiteit vanuit een ontworsteling aan de invloedssfeer van zijn leermeester Van Domselaer. De twee pianowerken Bagatellen en Cyclus aan de waanzin (1961-1962) zijn typerend voor dit proces. Via het eigen componeersysteem van de diagonaal-methode verlaat Ten Holt de tonaliteit en vindt hij zijn weg in de Cyclus aan de waanzin. De tweede periode omvat muziek die vanuit diverse theoretische principes geconstrueerd is, waarbij het toonmateriaal serieel bepaald is. In de huidige derde periode is Ten Holt teruggekeerd naar het instrument waarmee het componeren voor hem begonnen is: de piano. Hij noemt het zelf een sterke fysieke betrokkenheid tot de klank. Het resulteert in zijn belangrijkste compositie in deze periode, Canto ostinato voor toetsinstrumenten uit 1976-1979. In deze sterk tegen de repetitieve muziek aanleunende composities ontwikkelt Ten Holt een geheel eigen stijl waarin tonaliteit en herhaling een nieuw soort esthetiek oproepen ('tonaliteit na de dood van de tonaliteit'). Kenmerkende composities in deze stijl zijn ook Lemniscaat (1983), Horizon (1985), Incantatie IV (1990) en Soloduiveldans II (1986) en III (1990), alle voor toetsinstrumenten. Met Palimpsest (1993) lijkt Ten Holt een nieuwe weg in te slaan. Na jaren van exclusieve aandacht voor de piano schreef hij deze compositie voor zeven strijkinstrumenten. (tekst Kees Wieringa, Sept. 1995) |
||||||||